Volgens het Waalse recht waren stedenbouwkundige overtredingen zoals de bouw van een chalet zonder stedenbouwkundige vergunning, onverjaarbaar, aangezien het in stand houden van de overtreding op zich reeds een overtreding inhield. Indien iemand te goeder trouw een onroerend goed aankocht, bezwaard met een stedenbouwkundige overtreding, beging hij dus zelf een overtreding, ook al had hij de onregelmatige handeling dus niet zelf gesteld.
Het gebeurde dan ook regelmatig dat een koper die te goeder trouw was, door het openbaar ministerie en de administratie voor het gerecht werd gedaagd en werd veroordeeld tot het afbreken van het onregelmatige onroerend goed.
De nieuwe Code du développement territorial (hierna ‘CoDT’) die op 1 juni 2017 in werking trad, brengt verandering in die situatie en voert de tienjarige verjaring in voor stedenbouwkundige overtredingen. De toepassingsvoorwaarden zijn echter bijzonder streng.
Het goed moet zich in de eerste plaats bevinden in een zone bestemd voor bebouwing. Alle illegale gebouwen in bos- of landbouwgebied vallen bijgevolg niet onder de nieuwe regeling. Indien u dus zonder vergunning een chalet in een bosgebied hebt opgetrokken, valt u niet onder de nieuwe regeling.
De in overtreding zijnde handelingen en werken moeten ook overeenstemmen met de gewestelijke leidraad. Die bevat regels met betrekking tot de toegang tot de gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit of de akoestische kwaliteit van gebouwen in de buurt van luchthavens.
De verjaring houdt slechts verband met bepaalde werken. Het gaat om de volgende gevallen: a) in geval van niet-naleving van de afgegeven stedenbouwkundige vergunning of bebouwingsvergunning, is de omvang van de verschillen kleiner dan twintig procent : i) van de vergunde grondinneming; ii) van de vergunde goot- en nokhoogten; iii) van de vergunde diepte; iv) van de vergunde volumetrie; v) van de vergunde vloeroppervlakte; vi) van de vestigingspiegels van de bouwwerken; vii) van de minimale of maximale afmeting van het perceel; b) in geval van aanbouw van een luifel als uitbreiding van een vergunde landbouwloods voor zover : i) de nokhoogte van de luifel kleiner is dan de goothoogte van de loods; ii) de loods een dergelijke luifel op één enkele van zijn opgaande muren heeft; iii) de luifel een maximale diepte van zeven meter heeft, gemeten vanaf de opgaande muur van de loods; c) in geval van niet-naleving van de toegelaten openingen; d) in geval van niet-naleving van de bij de stedenbouwkundige vergunningen vergunde kleurschakering.